Workshops 2024

Workshop:                   De motorische ontwikkeling in relatie tot de samenwerking van de hersenhelften en leef- en leergedrag 

Datum:                              Zaterdag 1 juni 2024 

Workshop:                   De  visuele waarneming in relatie tot de samenwerking van de hersenhelften en leef- en leergedrag 

Datum:                              Zaterdag 14 septemberi 2024 

Tijd:                                   ± 9.30 - ± 15.30 uur. U bent vanaf 9.00uur welkom.

(Informatie: zie tabblad in het menu bovenaan deze pagina)

Motorische ontwikkeling

nieuwetijdskinderen, beelddenken, adhd, dyslexie, leerproblemen, NLD, autisme, PDD-NOS, overgevoeligheid, te veel fantasie, te weinig fantasie, faalangst, bedplassen, motorische problemen, concentratieproblemen, gespannenheid, oorontstekingen, lui oog, bijziendheid, verziendheid , problemen met fixatie disparatie

 
Tweezijdigheid leidt tot veelzijdigheid

Een kind maakt in de eerste 7 jaar van zijn leven een ontwikkeling van de motoriek door waarbij het steeds beter leert beide lichaamshelften apart en samen te gebruiken.
Gaandeweg ontwikkelt het kind voorkeur voor het gebruik van een van de handen, maar ook voor het gebruik van een van de ogen, oren, armen en benen. Dit proces noemen we lateralisatie.
Het proces om de beide lichaamshelften op een doeltreffende en ontspannen manier samen te leren gebruiken noemen we bilateralisatie (ontwikkelen van de tweezijdigheid).

Aangezien er sprake is van een wisselwerking tussen de motorische ontwikkeling en de hersenontwikkeling, neemt tegelijkertijd met de toename van de bilateraliteit van het lichaam, de bilateraliteit van de hersenen toe: het vermogen om beide hersenhelften apart en samen te gebruiken, wordt steeds groter.

We kunnen spreken van volledige lateralisatie wanneer zowel de lateralisatie als de bilateralisatie goed verlopen is. Wanneer er sprake is van volledige lateralisatie (de kruipfase is hierbij van groot belang), functioneert het kind niet meer als 'telganger', maar als 'kruisganger'. Hierbij moet het woord telganger overigens niet te letterlijk genomen worden: het kind loopt, net als ieder gezond mens, niet in telgang maar in kruisgang.
Het (natuurlijke) ontwikkelingsproces van lateralisatie is rond de leeftijd van 8 jaar voltooid.
Hoe beter de tweezijdigheid voor wat betreft lichaamshelften en hersenhelften ontwikkeld is, hoe veelzijdiger men zal kunnen zijn in het gebruik van zijn talenten, zowel op rationeel en intellectueel als op gevoelsmatig en creatief gebied.

Wanneer een kind op 8 jarige leeftijd niet volledig gelateraliseerd is functioneert het nog als 'telganger' in plaats van als 'kruisganger' (nogmaals: het woord telganger moet niet letterlijk genomen worden: het kind loopt, net als ieder mens, niet in telgang maar in kruisgang). De kans is nu zeer gering dat het kind zonder speciale hulp alsnog volledig gelateraliseerd zal raken en 'kruisganger' zal worden.
Het heeft dan vaak een (te) sterke voorkeur voor een bepaalde lichaamshelft en een bepaalde hersenhelft ontwikkeld, hetgeen de samenwerking tussen beide hersenhelften in de weg zal staan.
Het oefenprogramma van de Corpus Callosum Methode is er op gericht de volledige lateralisatie alsnog te realiseren en daarmee de hersensamenwerking te verbeteren.

Dit doel wordt om verschillende redenen niet altijd gehaald, maar als de oefeningen gedaan zijn op de opgegeven manier en in de opgegeven volgorde, is er, ook wanneer er voortijdig gestopt wordt, altijd een stevig fundament gelegd, waarop elk moment verder gebouwd kan worden en waardoor de mogelijkheden vergroot zijn. Ergo: je hebt al die inspanning niet voor niets gedaan!
 

De ontwikkeling van de bilateraliteit is in het dagelijks leven het best te zien in het gebruik van de handen.

Kinderen tot ongeveer 4 jaar zijn nog ambidexter (tweehandig): zij gebruiken de hand die aan de kant is van de uit te voeren actie.

Een kind van 3 jaar zal in meer of mindere mate van hand wisselen om te voorkomen dat het de lichaamsmiddellijn moet passeren.

Een kind van 4 jaar zal dat meestal niet meer doen.

Kinderen van 5 jaar hebben een toenemende voorkeur voor een hand. De andere hand wordt nog niet altijd efficiënt ter ondersteuning gebruikt.

Op 6 jarige leeftijd wordt de niet voorkeurshand op een constructieve manier ter ondersteuning gebruikt.

Vanaf ongeveer 7 jaar heeft een kind voorkeur voor een hand, met volledige ondersteuning van de andere hand.

Tegenwoordig komt het steeds vaker voor dat een kind veel te vroeg in zijn ontwikkeling sterke voorkeur heeft voor een lichaamhelft, cq hand.

In plaats van zowel de linker- als de rechterhand te gebruiken zoals bij een kind tot een jaar of 4 hoort, doet het kind al veel eerder bij voorkeur alles met dezelfde hand. Hoewel die hand vaak al opvallend snel heel gericht gebruikt kan worden, werkt dit onevenwichtigheid in de ontwikkeling en samenwerking van de hersenhelften in de hand.
Het corpus callosum, de bundel zenuwvezels die de verbinding vormt tussen beide hersenhelften, wordt niet voldoende gestimuleerd en de met de voorkeurshand verbonden hersenhelft kan te dominant worden ten opzichte van de andere hersenhelft, waardoor informatie niet efficiënt verwerkt en spanning niet goed afgevoerd kan worden.

Ook bij een goed verlopen motorische ontwikkeling kan er een probleem met de hersensamenwerking ziijn.

Wanneer er problemen met de hersensamenwerking zijn terwijl het kind volledig gelateraliseerd is en er geen medische redenen zijn, kan de oorzaak liggen in een van de volgende factoren:

I Aanleg en karakter
II Opvoedingsklimaat
III Omgeving

Vaak kan het kind ook in dat geval beter gaan functioneren met behulp van de oefeningen van de Corpus Callosum Methode.

Aanwijzingen voor het stimuleren van de bilateraliteit (tweezijdigheid) bij kinderen tot 6 à 7 jaar.

Houd een baby bij het geven van de fles afwisselend op de ene en de andere arm, net zoals je bij het geven van borstvoeding doet.

Zet het ledikantje (of bed) bij voorkeur zó dat er zowel links als rechts wat te zien is voor het kind. Is dit niet mogelijk omdat een lange kant van het bedje tegen de muur staat, leg het kind dan zo dat hij afwisselend een periode met zijn linkerkant en een periode met zijn rechterkant naar de muur ligt.

Een box zorgt ervoor dat het jonge kind een stukje vertrouwd terrein heeft waar het zijn gang kan gaan en ervaringen op kan doen, zonder dat het afgeremd wordt. Tevens is de 'grote wereld' een beetje ingeperkt en afgebakend, zodat de hoeveelheid indrukken gereduceerd is.

Verander regelmatig de plaats van de gezinsleden aan tafel, hiermee verandert de kijkrichting van het kind en de richting van waaruit het geluid komt mee. Dit werkt mee aan het gebruik van beide ogen en oren.

Een gezond kind heeft geen aanmoedigen of prijzen nodig om te gaan staan en/of lopen! Een kind hoort minstens 3 maanden op handen en knieën te kruipen. Elke keer dat het kind op zijn beentjes gezet wordt en aangemoedigd en geprezen wordt als hij een poging tot lopen doet, krijgt het kind het signaal dat het lief en/of groot gevonden wordt als het kan lopen. Dit zal hem ertoe brengen korter te kruipen dan goed voor hem is.

Vanzelfsprekend zijn voor kinderen die nog behoren te kruipen, attributen als loopstoeltjes, loopfietsjes en loopkarretjes uit den boze!

Sommige kinderen kruipen niet op handen en knieën maar verplaatsen zich op een andere manier, bijvoorbeeld door zich zittend voort te bewegen. Voor de ontwikkeling en de samenwerking van de hersenhelften werkt dit negatief. Probeer door samen met het kind te kruipen, het kind zover te krijgen dat het zich op handen en knieën gaat voortbewegen.

Samen over de grond kruipen achter een bal of achter elkaar aan, is leuker dan alleen kruipen, vooral als je je daar eigenlijk al te groot voor voelt.

Zorg voor een ondergrond die uitnodigt tot spelen en bewegen op de grond. Een koude, harde, te gladde of te ruwe ondergrond (plavuizen, parketvloer, laminaat, kokosmat) kan ervoor zorgen dat een kind te snel door de motorische fases heengaat die zich op de grond afspelen (rollen, tijgeren, kruipen).

Stimuleer zoveel mogelijk apart en tegelijkertijd, het gebruik van:
    beide armen
    beide benen
    beide handen
    beide ogen
    beide oren

Je kunt het gebruik van beide handen stimuleren door het kind op een speelse manier uit te dagen. Als het iets met de ene hand gedaan heeft, kun je bijvoorbeeld zeggen: ‘Dat ging goed! Kun je het ook met de andere hand? En met 2 handen?’

  • Zelf afwisselend de ene en de andere hand gebruiken wanneer je iets aangeeft, aanpakt of voordoet, kan ook helpen.
  • Een goede hulp bij de ontwikkeling van de motoriek op een speelse manier kunnen de volgende cd’s zijn:‘De liedjesspeeltuin’ van Dirk Scheele.
  • Stimuleer het kind tot het opdoen van zintuiglijke en motorische ervaring door regelmatig samen te spelen. Door middel van activiteiten en speelgoed (blokken, autootjes, bal enz.) kun je al spelend sturen.
  • Geef niet alleen plastic speelgoed: speelgoed van divers materiaal stimuleert de zintuiglijke ontwikkeling.
  • Een kind heeft ruimte nodig om volop te kunnen bewegen; wanneer binnen niet genoeg ruimte is, zoek het dan buiten in de natuur of in een speeltuin.
  • Een schommel en/of een trampoline kunnen een goed hulpmiddel zijn om zowel een overschot aan spanning als een overschot aan energie kwijt te raken.



Workshops

(Zie tabblad in het menu bovenaan deze pagina)

© 2007-2023 C.M. Hulsman-Krul